
Het Lied van Siska van Rotselaar
Vrienden rond ons geschaard, wij zingen iets schoons en raar.
Wij zingen hier het lied van Siska van Rotselaar.
Hoor eens wat een schone grap ons Siska heeft gelapt,
Aan een fijne advocaat uit de Leuvense stad.
Ref. Ja die boerinnen zijn los van zinnen,
Dat denken die heren allemaal.
Maar wees voorzichtig, maak u niet plichtig
Of ze scheren u allemaal glad en kaal.
Siska gezond en pront, blauwe ogen en haren blond,
Ging dagelijks naar Leuven met haar melkkruikje rond.
Maar in de Diestse straat woonde een rare snaak
Die had zo menig oogje op ons Siska gemaakt.
Ref. Die dacht van eigen, ‘k zal u wel krijgen
Kadee als ge niet voorzichtig zijt
Siska kan leren aan kale heren
Hoe ze worden gefopt van een boerenmeid.
Madam was naar de kerk, de meid was naar de markt
En Siska deed haar rondeke met haar botermelk
Siska stond in de gang, haar kruikje in de hand
Mijnheer sprong uit zijn bed al in zijn nachttoilet.
Ref. Wou karesseren maar moest trakteren
En er moest wijn en ook pateekens zijn.
Hij in zijn slippen, een flesje knippen
En toen dacht Siska, nu heb ik hem toch fijn.
Mijnheer de trappen af en Siska sloeg pardaf
De kelderdeur op slot: “Zie dat is nu voor uw straf!”
Ziet gij getrouwd kapoen wat die boerinnen doen
Met eenen advocaat die zijn staat te buiten gaat
Ref. Siska doet open, ‘k zal voor u kopen
Een gouden ring en een zijden hoed
Ach lieve schone, mijn vrouw gaat komen
En dan slaat mijn madam me voorzeker dood.
​
Siska tot zijn malheur , schreef op de kelderdeur
“Madam, hier zit ne vent die met u niet is content.”
Hij zweet water en bloed maar ziet wat Siska doet,
Zij gaat tot zijn schand voor ’t keldervenster staan.
Ref. Blijf daar maar zitten, al in uw slippen
En bidt maar een goeie vaderons.
Dat zal u leren te karesseren,
En wacht nu maar madam die is net op komst.
​
Maar ’t schoonste nu van al, mijnheer zit in de val
Madammeke is daar en nu begint het bal
Haha mijnheer René, gij zijt me ne kadee.
Ik zal u komen helpen en breng de deegrol mee.
Ref. Hij in zijn slippen, smeken en bidden
“Vrouwke lief heb medelij met mij
Wil me vergeven ‘k zal heel mijn leven
Uwe liefste en uw trouwste engel zijn.”
Maar als madam het las wat er geschreven was
Nam zij de bezemsteel en die kwam zo goed van pas
Zij sloeg hem op zijn kop, hij hinkte in ’t rond
Terwijl het bloed hem stroomde uit zijn neus en uit zijn mond.
Ref. Tot schand der mensen en penitensen
Liet zij hem zitten acht dagen lang
Kreeg alle dagen nog zesmaal slagen
In plaats van zijn eten en van zijn drank.
Ziet heren uit de stad, gedenk toch deze grap
Betrouw geen melkboerin want ze is u veel te plat
Bekruipt u soms de lust, laat ons boerinnen gerust
Want anders wordt uw goesting met de bezemsteel geblust.
Ref. En dan maar zitten in uw slippen
Gestampt en getrokken met uw haar
Getrouwde lappen, laat u niet knappen
En gedenk het lied van Siska van Rotselaar.







